Posts tonen met het label LibDem. Alle posts tonen
Posts tonen met het label LibDem. Alle posts tonen

dinsdag 14 maart 2017

Afstrepen

Vanaf het moment dat LibDem besloot om vanwege het gebrek aan inhoudelijk debat niet mee te doen aan de verkiezingen, kregen wij van vele kanten de vraag om een stemadvies uit te brengen. Dat is geen makkelijke opgave: er is geen partij die een werkbare oplossing biedt voor de problemen waar Nederland nu mee te maken heeft: de tweedeling op de arbeidsmarkt, de zorg, het milieu, Europa om er maar enkele te noemen. Zelfs niet op één van deze terreinen. Sommige partijen hebben voor de zorg wel allerlei plannen, maar deze zijn vaak niet consistent en verschuiven de problemen alleen maar. Hetzelfde geldt voor een onderwerp als de arbeidsmarkt.

Er is dus geen partij waar wij uit volle overtuiging op kunnen stemmen. Het gaat er dan om de minst slechte partij te kiezen. Dat is een kwestie van afstrepen dus. Wij zullen dan ook geen eenduidig stemadvies geven, maar slechts enkele overwegingen met betrekking tot de op dit moment grootste partijen in de peilingen..

Vooraf nog twee opmerking:  over de afgelopen kabinetsperiode en over de rechtsstaat.

Het kabinet en veel media doen alsof het een geweldige prestatie zou zijn dat Rutte II de economie weer op orde heeft gebracht en dat zij de rit hebben uitgezeten. Hierbij vallen kanttekeningen te plaatsen. Ten eerste is de economie weer op gang gekomen doordat de wereldhandel aantrekt. Het kabinetsbeleid om zo onverantwoord veel te bezuinigen heeft de economie eerder schade berokkend dan goed gedaan. Zie hiervoor o.a. de analyse van de ING: Leidt snoei tot groei? Het kabinet Rutte II heeft een pro-cyclisch beleid gevoerd – hetgeen economisch onverstandig is – waardoor eerst veel wegbezuinigd is, waar nu weer in ‘geinvesteerd’ moet worden. Denk aan de verpleeghuizen. Denk aan defensie. Los van de onrust die dat voor betrokkenen heeft veroorzaakt is dit economisch inefficient. Ten tweede is het feit dat het kabinet de rit heeft uitgezeten eerder te danken aan de slechte peilingen van de coalitiepartners dan aan een duidelijke gemeenschappelijke visie en een overtuigend beleid. Geen van de coalitiepartners had, gelet op de peilingen, belang bij een breuk. Zij waren dus wel tot elkaar veroordeeld.

Het bezuinigingsbeleid van Rutte II heeft verder een aantal desastreuze maatregelen met zich gebracht. Zoals de decentralisatie van de Rijkstaken op het gebied van o.a. langdurige zorg, jeugdzorg en arbeidsmarktbeleid naar de gemeenten. Het valt te verwachten dat dit over enkele jaren weer teruggedraaid zal worden, zodat het per saldo veel onrust en ook geld zal hebben gekost. Denk ook aan de ellende met de pgb’s: nog steeds is de SVB niet in staat facturen aan zorgverleners tijdig en behoorlijk – d.w.z. het juiste bedrag -  uit te betalen.

Dan over de rechtsstaat. De Commissie ‘Rechtsstatelijkheid in verkiezingsprogramma’ van d Nederlandse Orde van Advocaten heeft een rapport uitgebracht waarbij de verkiezingsprogramma’s getoetst worden aan de gevolgen voor de rechtsstaat. Zij hebben die met een groene, oranje en rode kleur beoordeeld. Het laatste houdt in dat het betreffende verkiezingsprogramma plannen bevat die regelrecht in strijd zijn met de rechtsstaat. Van de getoetste politieke partijen heeft de PVV zes keer rood gekregen, VNL vier, de SGP en VVD ieder twee en het CDA één.

Uit het bovenstaande volgt dat het verstandig is niet op één van de coalitiepartners – VVD en PvdA – te stemmen. De kiezer kan daarmee een duidelijk signaal geven dat het kabinetsbeleid van de afgelopen jaren wordt afgekeurd. Voor de VVD geldt daarbij in het bijzonder nog de chaos die zij op het departement van Veiligheid en Justitie hebben achtergelaten – het samenvoegen van politie en justitie staat haaks op de noodzakelijke checks and balances waar wij als liberalen zo veel belang aan hechten. Bezwaar tegen de VVD zijn verder de plannen om de uitkeringen voor de bijstandsgerechtigden te verlagen en voor het invoeren van een kiesdrempel, hetgeen ten koste gaat van de democratie. Aan de PvdA kan het ineffectieve arbeidsmarktbeleid van vice-premier Asscher (Wet Werk en Zekerheid) verweten worden alsook de chaos met de pgb’s.

Over de grootste oppositiepartij – de PVV – met een verkiezingsprogramma van één A4 - hoeven wij niet veel te zeggen.

D66 zegt parmantig ‘verantwoordelijkheid te hebben genomen’, door deel te nemen aan de zgn. ‘constructieve oppositie’. Maar eigenlijk heeft D66 juist geen verantwoordelijkheid genomen doordat zij geen echte oppositie hebben gevoerd. D66 heeft daarmee het kabinetsbeleid ondersteund, hetgeen een contra-indicatie is om op D66 te stemmen. D66 heeft weliswaar in haar verkiezingsprogramma een aantal ideeën van LibDem overgenomen die de democratie in Europa versterken, in Nederland stelt zij maatregelen voor die minder gelukkig zijn. Zo wil D66 de Eerste Kamer afschaffen en een bindend correctief referendum invoeren. Dit zij weer  typisch half doordachte ‘leuke ideetjes’ van D66. Als zij tot uitvoering zouden komen, zal dat zeker ten koste van de democratie en de bestuurbaarheid van het land gaan.

Het CDA heeft zich wel als echte oppositiepartij opgesteld en daarmee haar verantwoordelijkheid als politieke partij genomen. Het CDA wil evenwel ten dele een districtenstelsel invoeren, alsmede een kiesdrempel. Beide maatregelen tasten de democratie aan.

GroenLinks heeft van de deelnemende partijen de meest ambitieuze milieuplannen. Voor een deel lijkt dat op de plannen van LibDem, nl het invoeren van een algemene heffing op de uitstoot van CO2. Alleen doet GroenLinks het niet in Europees verband, waardoor de maatregel ineffectief zal zijn. GroenLinks laat hierbij na om een Border Carbon Adjustment mechanisme in te voeren; daardoor wordt de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven  aangetast. Verder wil GroenLinks nog een aantal extra belastingen invoeren alsook rekeningrijden. Dit zijn overbodige maatregelen.

Dit zijn een aantal overwegingen om wel of niet op een partij te stemmen. Zoals gezegd, is er geen enkele partij die consistente oplossingen biedt voor de problemen waar wij nu mee te maken hebben. Het is daarom niet makkelijk om een keus te maken, en deze is niet overtuigend. LibDem ondersteunt daarom de oproep van Bewust Zwevende Kiezer, nl. om op kandidaat nummer 20 van de gekozen lijst te stemmen. Twintig staat symbool voor twijfel. Als genoeg kiezers op een kandidaat nummer 20 stemmen, wordt daarmee kenbaar gemaakt dat de stemmen met de nodige twijfel zijn uitgebracht. Daarmee kan een signaal worden gegeven.



Sammy van Tuyll

donderdag 15 mei 2014

Leuke ideetjes van D66, maar Europa schaft straks ons euthanasiebeleid af



Veel kiezers hebben met name bezwaren tegen het gebrek aan democratie in Europa, dat  als een ongecontroleerde, bureaucratische macht wordt ervaren. De meeste partijen in Den Haag nemen deze bezwaren niet serieus. En laten de kiezers dus in de kou staan. GroenLinks en D66 doen wel een poging om de democratie te versterken. Zij doen dat echter zonder het hele bouwwerk goed te doordenken, zodat het resultaat niet erg evenwichtig is. D66 bijvoorbeeld streeft ‘naar een politieke unie in de vorm van een Europese federatie’. Het staat  echt zo in hun verkiezingsprogramma (p. 35)!

Maar wat betekent dat? In een federale staat, zoals de VS, kan de grondwet gewijzigd worden tegen de wil van een minderheid van staten in. Als de Europese Unie een federatie zou worden, zou  het verdrag tegen de wil van Nederland gewijzigd kunnen worden. Indien een meerderheid van de lidstaten dat  wil, kan de Europese Unie zich bevoegd verklaren om bijvoorbeeld het euthanasiebeleid in Nederland af te schaffen. Willen wij dat wel?

In de visie van LibDem is de Europese Unie een supranationaal verband van soevereine lidstaten. De Unie heeft dus enerzijds supranationale kenmerken: zij kan - op de gebieden waar zij bevoegd is - tegen de wil van sommige lidstaten in dwingend regels opleggen. Anderzijds bestaat de Unie uit soevereine lidstaten. Dat betekent dat er nooit meer soevereiniteit aan de Unie kan worden overgedragen dan waar àlle lidstaten het over eens zijn. Eén enkele lidstaat kan de overdracht van soevereiniteit tegenhouden. LibDem vindt dat dat zo moet blijven.

Het supranationale element vraagt wel om een sterke democratische controle op de besluitvorming. Die is er nu niet. LibDem heeft uitgewerkte voorstellen om Europa wel democratisch te maken. Dat vraagt om een evenwichtige benadering, waar rekening wordt gehouden met een verscheidenheid aan culturen en politieke opvattingen die er in Europa nu eenmaal zijn.

GroenLinks en D66 doen enkele pogingen om de democratie te versterken. Zo hebben zij beide het voorstel van LibDem uit 2006 om het Europees Parlement via Europese kieslijsten te kiezen, in hun huidige programma’s gezet. Zij doen dat echter zonder het hele bouwwerk goed te doordenken, zodat het resultaat niet erg evenwichtig is. D66 wil bijvoorbeeld ook de voorzitter van de Commissie rechtstreeks door de bevolking laten kiezen. Dat lijkt een leuk ideetje, maar leidt in de Europese context tot een gedrocht. Ook daar is niet goed over nagedacht.

Het idee van D66 om naar een Europese federatie te streven is typisch voor D66. Leuke ideetjes, slecht doordacht. Ondertussen staat het wel in hun verkiezingsprogramma, waarmee straks beleid wordt  gevoerd. Laat de kiezer die overweegt D66 te stemmen, dus goed beseffen waar hij voor kiest!


woensdag 4 december 2013

Verborgen collectieve lasten

Voor de economie – en dus voor de werkgelegenheid – is het van belang de collectieve lasten zo laag mogelijk te houden. Hogere collectieve lasten maken arbeid immers duurder dan wel beperken de vrije bestedingen van consumenten. Lage collectieve lasten verhogen daardoor welvaart en welzijn, mits dit uiteraard niet ten koste gaan van de taken die de overheid moet uitvoeren.

Hoewel dit kabinet al veel collectieve lasten heeft verhoogd (o.a. BTW naar 21%), is het beleid er op gericht om verdere lastenverhoging te beperken. Dus moet de zelf opgelegde begrotingsdoelstelling van 3% gerealiseerd worden door verlagen van de uitgaven. Verdere stijging van de collectieve lasten – volgens de gangbare definitie – wordt daarmee voorkomen.

Probleem is echter dat daarbij niet naar de werking van de economie gekeken wordt, maar naar de gangbare definities en wat daar onder valt. Het gebruikelijke Haagse cijferfetisjisme dus. Als je dat wel doet, en naar de economische effecten van het kabinetsbeleid kijkt, zie je dat het kabinet de private sector allerlei verplichtingen en lasten oplegt, die je eigenlijk tot de collectieve lasten zou moeten rekenen. Verborgen collectieve lasten dus. Ik noem twee voorbeelden.

Vorige week heeft het kabinet de Participatiewet naar de Kamer gestuurd. Met veel mooie woorden wordt daarin de verantwoordelijkheid die het Rijk heeft voor het arbeidsmarktbeleid voor mensen met een handicap doorgeschoven naar sociale partners en gemeenten. Onderdeel daarvan is dat bedrijven arbeidsplaatsen creëren voor mensen met een beperking. Dit is een uitvloeisel van het in april gesloten Sociaal Akkoord, verder uitgewerkt in het Herfstakkoord (met D66, CU en SGP). Het gaat daarbij om in totaal 100.000 arbeidsplaatsen voor mensen met een beperking, die anders als gevolg van het kabinetsbeleid op straat komen te staan. Met andere woorden: de werkgevers moeten dit maar opknappen en als dat niet lukt, zal de Quotumwet in werking treden, die dit als een verplichting oplegt.

Het is natuurlijk een goede zaak als mensen met een beperking werk kunnen vinden bij reguliere werkgevers. Maar dat moet dan voor beide partijen aantrekkelijk worden gemaakt. Als deze werknemers minder productief mochten blijken te zijn – en dus minder kunnen verdienen - dient de overheid daar met een loonkostensuppletie een aanvulling op het inkomen te geven. LibDem pleit daar al voor sinds 2006. De verplichting die de overheid nu wil opleggen komt er in feite op neer dat werkgevers met extra kosten worden opgezadeld, die eigenlijk collectief gefinancierd zouden moeten worden. Verborgen collectieve lasten, dus.

Een ander voorbeeld is de mantelzorg die – onder het motto van ‘Participatiesamenleving’ – wordt opgelegd aan mensen die in hun omgeving (familie, buren) iemand hebben die hulp behoeft. Ook dat is economisch inefficiënt, zie daarvoor mijn blog van 10 november jl. Dit is een andere vorm van verborgen collectieve lasten.

Dit zijn twee voorbeelden van verborgen collectieve lasten; er zijn er meer. Verborgen collectieve lasten zijn economisch inefficiënter dan echte collectieve lasten. Zij zijn alleen verborgen en tellen dus niet mee voor het op cijfers gebaseerde beleid. De  gevolgen zien wij pas over een aantal jaren, mogelijk pas na de volgende verkiezingen.

Je kunt beter iets meer belasting betalen en zorgen dat de economie efficiënt is en iedereen zijn bijdrage daaraan kan leveren, dan opgezadeld zijn met verborgen collectieve lasten, die ongetwijfeld de nodige willekeur, onzekerheid en bureaucratie tot gevolg zullen hebben.

Dit beleid is niet goed voor de economie, niet goed voor de werkgelegenheid en beperkt de vrijheid. LibDem heeft een veel beter alternatief.



donderdag 5 september 2013

Dit mooie land verdient beter

De H.J. Schoolezing die premier Rutte afgelopen maandag in de Rode Hoed gehouden heeft kan zeer als zeer geslaagd worden beschouwd: hij maakt in één klap duidelijk waarom er zo weinig vertrouwen is in de politiek en waarom de Nederlandse economie zo slecht presteert.

Dat begint al direct bij de opening. Rutte houdt niet van visie en zal die niet geven. Hij maakt er ook direct een karikatuur van: visie als ‘format hoe het allemaal precies moet en waar we over 25 jaar achter de komma uit moeten komen’. Als dat visie zou zijn, valt de weerzin van Rutte te begrijpen. Maar het is een misvatting. Visie is een samenhangend beeld waarin uitgangspunten en principes op hoofdlijnen voor de verschillende beleidsterreinen verder worden uitgewerkt. Visie moet in de politiek centraal staan; zij zorgt voor de samenhang tussen de beleidsterreinen. Visie zorgt er ook voor dat het beleid consistent is.

Door het ontbreken van visie is de boodschap van Rutte niet meer dan een onsamenhangende opsomming van beleidsmaatregelen. De enige ‘visie’ die er aan te grondslag ligt is dat wij aan de tekortnorm van 3% moeten voldoen. Wat er uit voortvloeit, is een aantal maatregelen die niet meer zijn dan deeloplossingen van deelproblemen. Maar die vaak zo ondoordacht zijn dat zij weer andere problemen veroorzaken.

Het ontbreken van visie is één van de belangrijkste redenen van de ontevredenheid over de politiek. Dat blijkt onder meer uit de laatste peiling van Maurice de Hond, waarin de coalitiepartijen fors zetels verliezen en bij elkaar slechts 32 zetels zouden behalen. Rutte mag zich dat aantrekken. Maar zijn H.J. Schoolezing bevestigt alleen het geringe vertrouwen dat de kiezer in hem kan stellen.

Het geringe vertrouwen van de kiezer verklaren doordat ‘er nu eenmaal impopulaire maatregelen genomen moeten worden’ is al te goedkoop. Bij hervormingen zijn er altijd kiezers die er meer door geraakt worden dan andere. Veel kiezers accepteren dat, ook degenen die er door getroffen worden, mits er maar een duidelijk verhaal achter de maatregelen zit. En die ontbreekt nu.

Het resultaat is een verzameling ad hoc maatregelen die als enig doel hebben dat zij op korte termijn geld opleveren en soms op langere termijn geld kosten. Maar al te vaak zijn dat maatregelen die ondoordacht zijn. Een belangrijke oorzaak is dat die ad hoc maatregelen afkomstig zijn van partijen zonder visie. Denk maar aan het belasten van de reiskosten. Op welke visie was dat gebaseerd? Of de inkomensafhankelijke zorgpremie. Maar denk ook aan het doorschuiven van Rijkstaken naar gemeenten. Of het ondoordacht samenvoegen van provincies. Of het halfbakken woonakkoord.

Nederland heeft dringend behoefte aan een doordachte visie op allerlei beleidsterreinen: samenleving, economie, arbeidsmarkt, ondernemingen, sociale zekerheid, woningmarkt, zorg, milieu, Europa, etc. Zonder visie zul je de woningmarkt niet vlot trekken, hoe veel garanties de overheid ook gaat geven. Zonder visie krijg je geen efficiëntere en betere zorg. Zonder visie een hap-snap beleid ten aanzien van Europa: wel Eurosceptische taal uitslaan, maar toch meer bevoegdheden overdragen.

En dan de economie. Rutte draait het riedeltje over de staatsschuld weer af. Alsof staatsschuld onder alle omstandigheden slecht is. De oplopende werkloosheid noemt hij wel even, maar er is geen begin van een analyse van de oorzaken. Laat staan een oplossing of een perspectief. Alsof Nederland niet te kampen heeft met een forse onderbesteding. Alsof er geen absurd hoog overschot op de lopende rekening is: als land verdienen wij per jaar € 53 mrd meer dan dat wij uitgeven. Onder die omstandigheden moet de overheid niet zo sterk bezuinigen. Als je dat wel doet, krijg je nog meer onderbesteding, een krimpende economie en stijgende werkloosheid. Het kabinet voert dus precies het verkeerde beleid.

Rutte gaat de discussie hierover uit de weg door de metafoor te gebruiken van een arts die bij een ernstig zieke patiënt komt en hem een medicijn toedient. ‘Die moet natuurlijk niet eerst uitgebreid de bijwerkingen gaan lezen en bestuderen, want daar is de patiënt echt niet bij gebaat.’ Het gaat echter niet om de bijwerkingen, de arts geeft domweg het verkeerde medicijn. De patiënt wordt er alleen maar zieker door. En als je dan het gevoel hebt dat de arts een kwakzalver is, dan is het wel verstandig om de bijsluiter te lezen en nog verstandiger om de medicijn te weigeren. En nog beter: een andere arts zoeken.

Er is dringend behoefte aan een ander geluid, aan perspectief. Aan een visie op de samenleving en de economie in de 21e. Met een afgestoft negentiende-eeuws liberalisme kom je er niet. LibDem heeft een modernere, sociaal-liberale visie geformuleerd en daagt andere politieke partijen uit om daar op gelijke wijze een andere visie tegenover te stellen. Maar zolang dat niet gebeurt, zal de kiezer ontevreden blijven.

Met zijn H.J. Schoolezing heeft Rutte een heel duidelijk laten zien waarom de kiezer ontevreden is en waarom de Nederlandse economie zo slecht presteert.
Dit ‘mooie land’ verdient beter




vrijdag 17 mei 2013

Vertrouwen in de politiek


Volgens de laatste peiling van Maurice de Hond zou de coalitie van VVD en PvdA nu 44 zetels halen, 35 minder dan bij de verkiezingen op 12 september 2012. Als de Tweede Kamer volgens die laatst peiling was samengesteld zou de motie van wantrouwen tegen staatssecretaris Weekers met 97 stemmen zijn aangenomen. Het steunen van een falende staatssecretaris zal het vertrouwen in de politiek niet bevorderen.

Het vertrouwen in de politiek is al jaren laag. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat nu minder dan één derde van de kiezers steun geeft aan de regering. Dat blijkt ook uit de partijen die hun aanhang zien groeien: PVV en 50Plus; deze partijen kunnen in de eerste plaats als protestpartij worden gezien, aangezien het onwaarschijnlijk is dat de kiezers door hun visie of partijprogramma worden aangesproken.

Het duidelijkste blijkt het geringe vertrouwen uit het aantal zetels dat de traditionele middenpartijen (VVD, PvdA, D66 en CDA) nu bij verkiezingen zouden halen: 73. Zelfs Paars plus het CDA zouden nu dus niet in staat zijn om een regering te vormen die een meerderheid heeft in de Tweede Kamer.

Het geringe vertrouwen in de politiek kan niet alleen verklaard worden door het laten zitten van falende staatssecretarissen. Ook voordat Teeven en Weekers vanwege partijpolitiek opportunisme mochten blijven zitten, was het vertrouwen al tot een dieptepunt gezakt. De belangrijkste oorzaak daarvan is dat geen van de politieke partijen – wellicht met uitzondering van de SP – een duidelijke en consistente visie heeft op de samenleving en de economie in de 21e eeuw. De meeste partijprogramma’s staan bol van de ad hoc maatregelen, die soms leuk bedacht zijn, maar waar geen consistente en samenhangende visie achter zit. Het gevolg is dat de ene ad hoc maatregel bij coalitievorming wordt uitgeruild tegen de andere en dat de kiezer het gevoel heeft dat er maar wat gedaan wordt. Dat gevoel is dan terecht!

Er zijn talloze voorbeelden, zoals de inkomensafhankelijke zorgpremie en het belasten van de reiskostenvergoeding. Maar ook de in het regeerakkoord overeengekomen hervormingen van de arbeidsmarkt of de ondoordachte bezuinigingen. Er wordt vaak stoer gezegd dat je nu eenmaal als verantwoordelijke regering impopulaire maatregelen moet nemen, maar dat is niet het probleem. De meeste mensen begrijpen wel dat je soms impopulaire maatregelen moet nemen. Het grootste probleem is de inconsistentie met andere maatregelen. Hoe kun je enerzijds zeggen dat je werk moet zoeken, ook (ver) buiten je woonplaats en anderzijds de vergoeding voor het woon-werkverkeer willen belasten? Hoe kun je enerzijds een maatschappij willen waar je geacht wordt aan het arbeidsproces deel te nemen en anderzijds een groter beroep willen doen op mantelzorg?

Het belasten van het reiskostenforfait en de inkomensafhankelijke zorgpremie zijn voorbeelden waar de kiezer in opstand komt tegen de voorgenomen maatregel, die vervolgens weer (terecht) teruggedraaid worden om al te grote ontevredenheid te voorkomen. Dat lukt evenwel niet altijd. Bij het afschaffen van de reiskostenvergoeding is dat overigens alleen gelukt omdat er ondertussen verkiezingen waren uitgeschreven.

Maar het gebrek aan visie heeft ook tot gevolg dat geen beleid wordt gevoerd of noodzakelijke maatregelen niet genomen worden. Dat geldt voor bijna alle beleidsterreinen. Denk aan Europa, de arbeidsmarkt, de woningmarkt, de zorg, het milieu. Voor al deze beleidsterreinen is het essentieel een op een consistente visie gebaseerd beleid te voeren. Die visie ontbreekt, waardoor er geen of een onduidelijk beleid wordt gevoerd. Denk bijvoorbeeld aan Europa waar minister-president Rutte uitdrukkelijk zei geen behoefte te hebben aan ‘vergezichten’. Geen wonder dat er dan een beleid uit rolt waarbij langzamerhand steeds meer bevoegdheden aan een ondemocratisch Europa worden overgedragen.

Denk ook aan de woningmarkt. Minister Blok heeft in februari met een aantal oppositiepartijen een Woonakkoord gesloten. Met veel tamtam is dit aangekondigd als dé oplossing die de woningmarkt weer op gang zal helpen. Niet dus. Het woonakkoord is een samenraapsel van halve maatregelen, maar een duidelijk en noodzakelijk zicht op een evenwichtige woningmarkt ontbreekt. Het is evident dat over enige tijd weer een aantal ‘fundamentele maatregelen’ moeten worden genomen. Wie durft onder deze omstandigheden nog een huis te kopen?

LibDem vindt dat een betrouwbare politieke partij gebaseerd moet zijn op een ideologie: een consistente en samenhangende visie op samenleving en economie. Hierop kan dan het verkiezingsprogramma en het beleid gebaseerd zijn. De kiezer stemt dan niet zo zeer op het verkiezingsprogramma – dat kan na 6 maanden al weer achterhaald zijn – maar wel op de visie waarop dat gebaseerd is. Pas dan kan een politieke partij ook een betrouwbaar beleid voeren.

LibDem heeft daarom haar visie in de eerste plaats neergelegd in de uitgangspunten, die in 2008 zijn vastgesteld. Deze uitgangspunten hebben een permanente waarde, ook al kunnen zij – mocht dat nodig zijn – na verloop van tijd geactualiseerd worden. De uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het manifest ‘Én liberaal én sociaal’ uit 2012, waarin met name de visie op de economische ordening is uitgewerkt. Deze is toegesneden op de economie in de 21e eeuw en wijkt af van die van alle andere politieke partijen die nu in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn. LibDem daagt alle andere partijen uit daar een antwoord op te geven, zo zij daar toe in staat zijn. Dat vraagt om een inhoudelijk debat.

Het ontbreken van een ideologie en van een consistente visie bij de meeste politieke partijen is de belangrijkste reden dat er weinig vertrouwen is in de politiek. Zolang dat het geval is, zal het ongenoegen over de Haagse politiek alleen maar toenemen. Het is dan wachten op de volgende protestpartij die dat ongenoegen weet te verzilveren. Maar er is een alternatief!

donderdag 11 april 2013

Economie


Gisteren (10-4) publiceerde de Europese Commissie het resultaat van de diepgaande evaluatie in het kader van de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden. Van 13 landen, waaronder Nederland, had de Commissie geconstateerd dat er sprake was van macro-economische onevenwichtigheden. Eén van de onevenwichtigheden in Nederland is het hoge overschot op de lopende rekening. Deze bedroeg in 2011 maar liefst 7,5% van het bruto binnenlands product (bbp). Het Centraal Planbureau voorspelde vorige maand dat dit in 2013 tot 8¾ % zal stijgen en in 2014 tot 9%.

Een dergelijk groot overschot is niet goed voor het herstel van de onevenwichtigheden in Europa. Maar het is ook niet goed voor Nederland. Het Centraal Planbureau schrijft het hoge overschot op de lopende rekening toe aan lage binnenlandse bestedingen: de consumptie en de investeringen dalen in 2013. En hoe komt het dat de consumptie daalt? Het CBS constateerde dat het consumentenvertrouwen in februari tot een historisch dieptepunt van minus 44 punten was gedaald.

Dalend consumentenvertrouwen leidt tot lagere bestedingen, waardoor het aantal faillissementen en de werkloosheid toenemen. In het eerste kwartaal ging een record aantal bedrijven failliet: gemiddeld 734 per maand. Mede daardoor is de werkloosheid in februari gestegen tot 7,7%.  Dat is al aanzienlijk slechter dan de voorspelling die het Centraal Planbureau in maart deed voor heel 2013: 6¼ %. Met een stijgende werkloosheid zal die dus aan het eind van het jaar fors hoger uitkomen. Dit lijken abstracte cijfers, maar het gaat wel om mensen die geen werk kunnen vinden!

Het zou dus goed voor de economie – van Nederland en van Europa – zijn als de binnenlandse bestedingen in Nederland weer zouden aantrekken. Daarvoor moet het consumentenvertrouwen weer herstellen. Daar is voorlopig echter nog geen sprake van.

Eén van de belangrijkste oorzaken voor het gedaalde consumentenvertrouwen is de continue bezuinigingsdrift van de meeste politici. Al eerder heb ik betoogd dat de politici bezig zijn de vorige crisis – die uit de jaren 1980 – te bestrijden en dat de huidige crisis om een bestedingsimpuls vroeg. Gelukkig zijn de meeste economen het daar over eens.

Het blijft een merkwaardig verschijnsel dat daar waar de meeste economen het eens zijn dat Nederland niet nog meer moet bezuinigen, er geen politieke partij in de Tweede Kamer is die sterk oppositie voert tegen het desastreuze beleid dat nu gevoerd wordt. Rens van Tilburg heeft daar vorige maand in de Volkskrant een interessante analyse over geschreven. In zijn column met de titel ‘Lemmingenakkoord’ behandelt hij een drietal redenen: ze zijn bang de fouten uit de jaren zeventig (de vorige crisis) te herhalen, zij onderschatten het negatief effect van bezuinigingen op de economie en zij willen graag daadkrachtig lijken.

Rens van Tilburg denkt dat met name het laatste een belangrijke rol speelt omdat politici graag aan de calvinistische inborst van de Nederlandse kiezer appelleren en bang zijn anders als potverteerders te worden gezien, hetgeen electoraal ongunstig zou zijn. Net als Colijn in de jaren dertig hebben zij geen verstand van economie, waardoor zij een beleid voeren dat de economie verder verslechtert. Maar omdat er geen inhoudelijk debat over de economie wordt gevoerd en alle politici in de Tweede Kamer zich achter het bezuinigingsbeleid hebben geschaard, durft niemand van deze lijn af te wijken. De politici zijn zo gevangen in wat economen een ‘slecht evenwicht’ noemen en waar niemand als eerste durft uit te stappen. Hen rest niets anders dan als een stel lemmingen de afgrond in te springen.

Ondertussen verbazen velen zich over de hardnekkige bezuinigingswoede die zich van Den Haag heeft meester gemaakt en die de economie nog verder in het slop brengt. Vorige week was ik bij de kapper en Nicole die mij knipte wist haarfijn uit te leggen dat geld moest rollen om de economie weer op gang te krijgen. Zij had tenminste wel opgelet bij de lessen economie op school. Waarom zegt niemand dat in de Tweede Kamer?

Maar het zijn niet alleen de Haagse politici die dit funeste beleid ondersteunen. Regelmatig hoor je op de radio mensen die door bezuinigingsmaatregelen getroffen worden en dan gelaten zeggen ‘het is crisis en wij moeten nu eenmaal allemaal een stapje terug doen’. Dat wordt helaas onweersproken voor waar aangenomen. Waar blijft de kritische interviewer of journalist die dan vraagt hoe de spreker er bij komt dat ‘bezuinigen nu eenmaal moet’?

Zolang iedereen die bezuinigingswoede voor zoete koek slikt en niet kritisch de vraag gesteld wordt op waarom dat nu nodig zou zijn, zal de Haagse politiek de Nederlandse economie steeds verder de afgrond in bezuinigen. Ten koste van nog meer faillissementen en nog meer werklozen, dat wel.

donderdag 13 september 2012

Uitslag verkiezingen

De uitslag van de verkiezingen van gisteren is verrassend: grote winst voor VVD en PvdA: 41 en 39 zetels. En dat is veel meer dan aanvankelijk verwacht. Met name voor de PvdA, die drie weken geleden nog 18 zetels in de peilingen haalde, is dat een grote prestatie. De felicitaties gaan uit naar Mark Rutte en Diederik Samsom. Ook felicitaties voor nieuwkomer 50 Plus die met twee zetels in de Kamer vertegenwoordigd zal zijn.

Het resultaat voor LibDem is geheel in overeenstemming met de aandacht die wij in de media kregen: gemiddeld 0,0%. Alleen in Vlist (ZH) halen wij 0,7%, hetgeen genoeg is voor één Kamerzetel. Geen van de andere nieuwe partijen heeft een resultaat behaald dat maar enigszins in de buurt komt van een halve Kamerzetel. De Piratenpartij scoort met 0,3% nog het best.

De grote verliezer van deze verkiezingen is de kiezer. In de campagne is te weinig aandacht geweest voor de inhoud en de zaken waar het echt om gaat. Het belangrijkste onderwerp in de media was wie de grootste partij zou worden en als dat eenmaal belangrijk wordt gevonden, kan de kiezer bijna niet anders dan daar rekening mee houden.

Naast de kiezer heeft ook de politiek verloren: de inhoud is immers volstrekt onbelangrijk geworden. Vorm en resultaat is het enige dat telt. Kennelijk wordt politiek als een soort ‘Voice of Holland’ beschouwd. Zouden wij de volgende keer per sms mogen stemmen?

De kiezer heeft gesproken, maar niet met overtuiging. Tot één dag voor de verkiezingen wist 40% van de kiezers nog niet op wie zij zouden stemmen. Veel kiezers hebben hun stem strategisch uitgebracht om te verhinderen dat een andere partij de grootste zou worden. Dat betekent bijna per definitie niet een stem op een partij waar je echt achter staat. Dit zal het vertrouwen in de politiek niet vergroten.

Daarbij komt dat over de vraag die nu het belangrijkste is, namelijk hoe Nederland uit de crisis komt, nauwelijks gesproken is. Uit direct contact met kiezers bleek dat het standpunt van LibDem, namelijk eerst de economie weer op gang brengen en dan pas de overheidsfinanciën saneren, veel kiezers aansprak. Maar als deze vraag in de media niet gesteld wordt en er verder niet over gediscussieerd wordt, kan de kiezer er zich niet echt over uitspreken.

Iedereen gaat er van uit dat VVD en PvdA met deze verkiezingsuitslag tot elkaar veroordeeld zijn. Of zij een coalitie kunnen vormen, zal in de komende weken moeten blijken, los van de vraag of deze coalitie stabiel zal zijn. Gelet op de ingenomen standpunten, zal dat heel lastig zijn en zal dat ook niet kunnen zonder dat zij hun beloftes aan de kiezer schenden. Ook dat is verlies voor de kiezer.

Nu de coalitie gevormd zal worden door een partij met een liberale inslag en een sociaal-democratische partij, zou je kunnen verwachten dat dit tot een sociaal-liberaal beleid zal leiden. Te vrezen valt echter dat er een beleid uit komt dat noch liberaal noch sociaal is.

LibDem heeft intensief campagne gevoerd met een klein, maar enthousiast team. Gelet op de reacties die wij kregen, bleek hoe veel enthousiasme er voor de standpunten van LibDem was. De respons was goed, maar het bereik beperkt. Dit heeft ons kiezers opgeleverd die gestemd hebben voor een visie, voor een beleid waar zij achter staan, maar ook voor een beleid dat veel meer mensen aanspreekt dan uit deze verkiezingsuitslag blijkt.

Vanaf deze plaats wil ik alle kiezers die op LibDem hebben gestemd danken voor het vertrouwen en hun steun. De kiezers van LibDem behoren op dit moment tot een select gezelschap, een voorhoede. Wij zijn het aan hen verplicht om nu verder te gaan. Nederland heeft duidelijk behoefte aan een sociaal-liberale partij met een goed gefundeerde ideologie en visie.

De campagne voor de volgende verkiezingen is vandaag begonnen!

 
www.libdem.nl

dinsdag 11 september 2012

Een verloren stem?

Vandaag in Amsterdam met vier mensen geflyerd en het is verheugend te zien hoe veel positieve reacties LibDem krijgt. Er was zelfs een mevrouw die de flyer min of meer uit mijn handen griste en uitriep dat zij uitgekeken had naar een echt liberale partij. Weer een stem binnen!

Maar er zijn ook mensen die zeggen dat zij eigenlijk wel op LibDem zouden willen stemmen maar bang zijn dat hun stem verloren zou gaan als LibDem geen zetel zou behalen.

Is er dan sprake van een verloren stem? Nee, integendeel.

Goed beschouwd is iedere stem verloren die niet exact nodig is om een zetel te behouden. Stel dat de kiesdeler 60.000 stemmen is. Als een partij met 1.200.000 stemmen 20 zetels behaalt, is iedere stem meer verloren en gaat naar een andere partij. Pas bij 1.260.000 zetels haalt de partij 21 zetels en zijn de 60.000 extra stemmen zinvol. Maar in een dergelijk geval spreekt niemand van een ‘verloren stem’.

Bij een nieuwe partij, waarvan het niet zeker is of die een zetel zal behalen, gebeurt in feite hetzelfde. Er is net zo min sprake van een verloren stem als bij een grotere partij die net geen 21 zetels haalt.

Voor de Nederlandse politiek zou het veel uitmaken of LibDem al of niet een zetel behaalt. Zelfs met één zetel kan LibDem in de Kamer een eigen geluid laten horen en – wellicht belangrijker – kritische vragen stellen bij voorgenomen maatregelen die ondoordacht zijn.

Of LibDem op 12 september een zetel zal halen valt, bij gebrek aan betrouwbare peilingen, niet te voorspellen. Gelet op de respons die wij krijgen, zou een zetel voor de hand liggen, maar wij weten dat wij niet alle kiezers hebben weten te bereiken.

Maar ook een halve zetel zou al een duidelijk signaal zijn dat de kiezer een ander beleid wil, op het gebied van economie, Europa, de zorg. Dat er tenminste kiezers zijn die een verstandig macro-economisch beleid willen voeren, ook al wordt dat geluid dan niet in de Kamer gehoord.

Veel kiezers overwegen – mede op basis van de peilingen – om ‘strategisch’ te stemmen: stemmen op een partij die niet de eerste voorkeur heeft, maar m te zorgen dat die partij de grootste wordt, dan wel dat een andere partij niet de grootste wordt. Dit ‘strategisch’ stemmen is dan gebaseerd op de staatsrechtelijke misvatting dat de grootste partij in de Kamer in alle gevallen de premier mag leveren en het beleid bepaalt.

‘Strategisch’ stemmen heeft echter tot gevolg dat de partij van je eerste keus stemmen – en wellicht ook zetels – misloopt. Het zal leiden tot machtsverhoudingen in de Kamer en daarmee tot een beleid dat afwijkt van de voorkeur van de kiezers. Daarmee wordt de afstand van de kiezer tot de politiek vergroot.

Stemmen op een partij die niet je eerste keus is, dat is pas echt een verloren stem. Dat geldt voor een ‘strategische’ stem op een partij van tweede keus. Dat geldt ook voor een stem die anders naar LibDem zou gaan.

 
www.libdem.nl

woensdag 5 september 2012

Vertrouwen in de politiek

Op zondagavond 2 september vond er in 013 in Tilburg een verkiezingsdebat plaats. Het laatste thema dat aan de orde kwam was vertrouwen in de politiek.

Namens LibDem heb ik uitgelegd dat vertrouwen vooral te maken heeft met consistentie van het beleid en dat het daarvoor noodzakelijk is vanuit een bepaalde ideologie te handelen: een visie op de samenleving in de 21e eeuw. Bij veel partijen ontbreekt een dergelijke visie en dat verklaart waarom er nu nog zo veel zwevende kiezers zijn.

LibDem heeft de visie op de samenleving en economie neergelegd in het manifest ‘Én liberaal én sociaal’. Hierin staat de vrijheid van het individu centraal en wordt uitgelegd dat je daarvoor een sterke, betrouwbare overheid nodig hebt. Dat laatste vraagt weer om betrouwbare, consistente politieke partijen. En die zijn schaars.

Enkele voorbeelden uit het recente verleden kunnen dat verduidelijken. De partijen van het Kunduz-akkoord hebben een aantal maatregelen genomen die ondoordacht en zeer onrechtvaardig waren. Onder meer de forensentaks, de langstudeerboete en de werkloosheidsuitkering die zes maanden voor rekening van de werkgever komt. De forensentaks is onrechtvaardig omdat het een belasting legt op diegenen die een baan ver van huis hebben geaccepteerd. De langstudeerboete is in ieder geval onrechtvaardig omdat deze ook geldt voor studenten die nu al studeren en hun studietempo niet met terugwerkende kracht kunnen aanpassen. En de werkloosheidsuitkering die voor rekening van de werkgever komt, is met name voor de kleinere ondernemer zeer nadelig en kan zelfs tot faillissement leiden.

Allemaal zeer ondoordachte en onrechtvaardige maatregelen. Onder druk van de verkiezingen willen de meeste partijen de forensentaks en de langstudeerboete terugdraaien. De VVD wil onder druk van de verkiezingen de werkloosheidsuitkeringen voor rekening van werkgevers terugdraaien. Mooi dat de partijen tot inkeer komen en inzien dat hun maartregelen niet deugen. Goed dus dat zij teruggedraaid worden.

Maar ernstiger is echter het feit dat deze maatregelen hoe dan ook genomen zijn. Wie verzint zoiets? En op welke visie is dit deze gebaseerd? En als iemand zoiets verzint, is er dan niemand in de omgeving, zoals partijgenoten of ambtenaren, die op de onrechtvaardigheid van de maatregel wijst? Ook kan de vraag gesteld worden wat er gebeurd zou zijn als er geen verkiezingen in aantocht waren. De behandeling van de langstudeerboete vorige week doet vermoeden dat deze maatregelen dan gewoon worden doorgezet.

Partijen die dit soort maatregelen bedenken dan wel steunen laten zien dat zij ondoordacht bezig zijn. Er is geen enkele garantie dat zij na de verkiezingen niet opnieuw ondoordachte en onrechtvaardige maatregelen nemen. Dat geeft weinig vertrouwen. Geen wonder dat de helft van de kiezer nog niet weet op wie hij gaat stemmen. Gelukkig zijn er steeds meer kiezers die LibDem ontdekken.

LibDem heeft over deze zaken wel nagedacht en zal, op het moment dat er weer ondoordachte maatregelen genomen dreigen te worden, dat in ieder geval in de Tweede Kamer aan de orde stellen. Nederlanders hebben recht op een goed debat en meer doordachte besluiten.
www.libdem.nl

dinsdag 4 september 2012

Zorgen over de zorg

 
Veel kiezers maken zich zorgen over de zorg: zowel over de betaalbaarheid als over de kwaliteit. Dat is terecht. Politici en ambtenaren dreigen met forse ingrepen in de zorg omdat deze anders onbetaalbaar zou worden en dat boezemt angst in. Is deze dreiging terecht? Niet helemaal. Ten eerste omdat de stijging van de zorgkosten minder dramatisch is dan wordt voorgesteld. Ten tweede omdat een ander beleid mogelijk is die met meer vrijheid tot minder kosten leidt. Daarom eerst een relativering en dan een voorstel voor ander beleid.

Aandeel zorg in nationaal product

Het aandeel van de zorg in het bruto nationaal product is de loop der tijd gestegen. Grafiek 1 laat het aandeel van de zorg in het bruto binnenlands product zien voor Nederland, België, Duitsland, het VK en de VS. Het betreft de bijdrage van de toegevoegde waarde in de zorg in de totale economie. In alle genoemde landen is het aandeel van de zorg sinds 1972 significant gestegen; in de VS is de stijging het grootst.
 

De stijging kan door een aantal factoren verklaard worden. In de eerste plaats is er het zogenoemde Baumol-effect: doordat de productiviteit in de dienstensector minder snel stijgt dan in de goederensector, neemt de relatieve prijs van de diensten toe. Daarnaast heeft een grotere individuele vraag aan deze stijging bijgedragen, speelt de vergrijzing een rol en is er een toename van mogelijkheden om zorg te verlenen met nieuwe technologieën. Tenslotte is de welvaart gestegen, waardoor mensen zich kunnen permitteren om meer aan zorg uit te geven.

Het is dus logisch dat het aandeel van de zorg in het BNP toeneemt. In Nederland is het aandeel van de zorg in het bruto binnenlands product (BBP) op dit moment 12%. Er zijn ook andere uitgavencategorieën waarvan het aandeel gestegen is. Zo gaf de consument in 1992 13,7% van zijn inkomen uit aan verkeer en vervoer; in 2006 was dat gestegen tot 17,1 %. Ook hier een stijging; toch maakt niemand daar een probleem van.

 


 
Dat neemt niet weg dat er alle reden voor is om de zorg zo effectief mogelijk te verlenen, zodat tegen zo laag mogelijke kosten de optimale zorg kan worden verleend. Wat dat betreft is er een duidelijke verbetering mogelijk. Opvallend is dat de zorgkosten het hardst gestegen zijn sinds 2006 toen in Nederland een nieuw zorgstelsel werd ingevoerd. In 2006 bedroeg het aandeel van de zorg nog 9,7% van het BBP; in 2010 was dit gestegen tot 12,0%. Een stijging van 2,3 %-punt in vier jaar tijd! In geen van de andere Europese landen uit grafiek 1 is het aandeel van de zorg in zo korte tijd zo sterk gestegen. Men kan zich dan ook afvragen of het nieuwe stelsel zo goed doordacht is.


Zorgstelsel

Het nieuwe zorgstelsel dat in 2006 is ingevoerd had één groot voordeel: het onderscheid tussen ziekenfonds verzekerden en particulier verzekerden is komen te vervallen. Verder was het stelsel gebaseerd op marktwerking. Hierbij is evenwel niet zorg gedragen dat er daadwerkelijk voldoende marktwerking is. Door fusies van zorgaanbieders en zorgverzekeraars is er vaak sprake van regionale monopolies, waardoor de keuzevrijheid - essentieel element van marktwerking - de facto afwezig is. De vraag dient dan ook gesteld te worden of het stelsel wel goed doordacht is. Daarbij is er een ingewikkeld stelsel van declaraties bedacht – de zogenoemde DBC’s – waardoor de feitelijke kosten voor de patiënt ondoorzichtig waren.

In de ogen van LibDem kent het zorgstelsel twee grote fouten. Ten eerste de gedachte dat verzekeraars zorg moeten inkopen en ten tweede het huidige eigen risico.

In het nieuwe zorgstelsel worden verzekeraars geacht zorg in te kopen en zodoende op de kosten te letten. Qua prijs is dat goed gelukt: de prijsstijgingen zijn in de zorg beperkt gebleven. Probleem is evenwel het volume: het aantal verrichtingen is toegenomen. Inherent aan het stelsel is dat verzekeraars kunnen bepalen welke zorg waar ingekocht wordt. Ook kunnen in individuele gevallen therapieën goed- of afkeuren, waarmee zij een bepalende rol hebben in de zorgverlening. Dat gaat ten koste van de kwaliteit, omdat zij onvoldoende kennis hebben voor een afgewogen oordeel.

De tweede fout betreft het eigen risico. Iedere verzekerde heeft een verplicht eigen risico; in 2013 zal dit minimaal € 350 bedragen. Dat eigen risico heeft twee nadelen: zolang het nog niet bereikt is, betaalt de patiënt alles zelf; boven het eigen risico betaalt hij niets. Het gevolg is dat je zuinig bent om de eerste € 350 per jaar aan zorg uit te geven. Dat kan betekenen dat patiënten ten onrechte afzien van een noodzakelijke therapie. Maar als het eigen risico door omstandigheden overschreden is, betaalt de patiënt helemaal niets meer. Je kunt dan het beste zo veel mogelijk zorg consumeren die je toch ooit nodig zou moeten hebben, zoals nog een extra controle bij de oogarts, e.d.


Beleid

LibDem vindt dat deze fouten in het zorgstelsel hersteld moeten worden. In de eerste plaats moet de rol van de verzekeraars weer beperkt worden tot verzekeren. De verzekeraars moeten de kosten vergoeden – en daar kritisch op toezien – maar niet “inkopen” dan wel de therapie bepalen. De patiënt moet in overleg met de (huis)arts de vrijheid hebben de therapie en de zorgaanbieder te kiezen die hem aangeraden wordt. Dat komt de kwaliteit van de zorg ten goede. De regie moet weer bij arts en patiënt komen.

In de tweede plaats moet het eigen risico zoals dat nu bestaat veranderd worden in een proportionele eigen bijdrage. De patiënt betaalt bijvoorbeeld 10% van de zorgkosten tot een maximum van – bijvoorbeeld - € 3.000. Op jaarbasis betaalt hij dan wel maximaal € 300, maar hij heeft een veel lagere drempel in het begin omdat hij slechts 10% van de gemaakte kosten betaalt. Anderzijds is het effect van de eigen bijdrage veel groter, omdat het doorwerkt tot een jaarconsumptie van € 3.000. Inherent hieraan moet zijn dat de patiënt inzage krijgt in de kosten die gemaakt worden en dat hem gewezen wordt op eventueel goedkopere alternatieven. Hier ligt een taak voor zowel de huisarts als de verzekeraar. De patiënt heeft evenwel zelf belang bij het beperken van de zorgconsumptie tot het hoogst noodzakelijke en tot het zoeken naar goedkopere alternatieven.

Deze twee wijzigingen zullen de vrijheid om van de zorg gebruik te maken vergroten, maar zullen ook tot een kostenreductie leiden omdat de patiënt daar direct belang bij heeft. Er is alle reden om de kosten van de zorg zo veel mogelijk te beperken. Er is evenwel geen reden de stijging van de zorgconsumptie te dramatiseren en "harde ingrepen" te doen die ten koste gaan van gezondheid en daarmee van welzijn en welvaart.


 

woensdag 29 augustus 2012

Kiezen over economie



‘Er valt wat te kiezen’, aldus Coen Teurlings, directeur van het Centraal Planbureau. Met name op het gebied van economie valt er dit jaar echt wat te kiezen. De fundamentele keus is tussen verstandig en onverstandig economisch beleid.

Conform de Haagse mythe dat het nu in Nederland noodzakelijk is versneld de overheidsfinanciën op orde te brengen, doen de gevestigde partijen een wedstrijdje wie het meest kan bezuinigen. De resultaten zijn doorgerekend door het Centraal Planbureau en die liegen er niet om. Bij alle partijen daalt het bruto binnenlands product (bbp) en stijgt de werkloosheid als gevolg van de door hen voorgestelde maatregelen. De SGP en D66 zijn kampioen werkloosheid met stijgingen van 1,5 en 1,3%-punt. De enige uitzondering is de partij die het minst bezuinigt, de PVV. Bij de PVV is de economische groei 0,1%-punt hoger dan zonder maatregelen en is de werkloosheid 0,5% lager.

LibDem is voor een beleid om eerst de economie op orde te brengen, waardoor de overheidsfinanciën vanzelf weer in evenwicht komen. Als het nodig is maatregelen te nemen, kan dat beter bij een gezonde economie waarin iedereen weer aan het werk is dan in een situatie waarin er een hoge werkloosheid is. Je kunt beter niets doen dan een verkeerd beleid voeren. LibDem wil de economie wel hervormen, maar is tegen hervormingen die onbezonnen zijn en die worden doorgedrukt onder het motto dat ‘bezuinigen moet’. In dit kader komt het beleid van LibDem neer op de basisvariant van het Centraal Planbureau. En die is in veel opzichten beter dan de maatregelen die voorgesteld worden.

Waarom het economisch beleid van de gevestigde partijen onverstandig is, heb ik uitgelegd in mijn vorige blog van vrijdag 24-8. De berekeningen van het Centraal Planbureau bevestigen die analyse voor 100%.

Zo nemen bij alle partijen de binnenlandse bestedingen af ten opzichte van het basispad. Dat heeft gevolgen voor de werkgelegenheid. Zoals gezegd neemt de werkloosheid bij alle partijen (behalve de PVV) verder toe. Bij de PvdA en D66 zelfs met 1,3%-punt. Het gaat dan wel om 100.000 extra werklozen! Ook bij de VVD neemt de werkloosheid toe, zij het met ‘slechts’ 65.000. Dat deze personen in 2040 weer werk kunnen krijgen, is mooi, maar dat helpt nu niet veel.

Is dat nu verstandig beleid? Laten wij eens kijken waar het allemaal om begonnen was: de overheidsfinanciën. Door de negatieve gevolgen voor de economie en zogenaamde inverdieneffecten daalt het tekort veel minder dan wat er bezuinigd wordt. Voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën is de staatschuldquote – de verhouding tussen de staatsschuld en het bbp - een belangrijke variabele. Bij VVD, PvdA, PVV en CDA stijgt deze ten opzichte van het beleid van LibDem. Het beoogde resultaat – een stabilisering dan wel daling van de staatsschuldquote - wordt dus in het geheel niet bereikt, integendeel! Het Planbureau legt uit dat dat door het noemereffect komt: “bij veel partijen komt het nominale bbp lager uit dan in het basispad.” Met andere woorden: meer groei (LibDem) zorgt voor een lagere staatschuldquote. Alleen bij GroenLinks neemt de staatsschuldquote noemenswaardig af, maar dat komt vooral omdat de inflatie wordt aangewakkerd.

Een andere variabele, die vaak minder aandacht krijgt, is het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans. Nederland heeft al een overschot op de lopende rekening: wij verdienen als land meer dan wat wij uitgeven. Volgens het basispad stijgt dit overschot in 2017 naar 9,25% van het bbp. Dat is fors! Dat is ook onwenselijk, gelet op de werkloosheid en ook in verband met de onevenwichtigheden in Europa. Wil de eurocrisis opgelost worden, dan moeten de zuidelijke landen kunnen exporteren naar Noord-Europese landen. De Europese Unie vindt een dergelijk overschot dan ook te hoog en het zou goed zijn als Nederland weer meer zou besteden. Maar nu de beleidsmaatregelen: bij alle gevestigde partijen neemt dit overschot toe! Bij D66 zelfs met 1%-punt van het bbp. Hoezo een pro-Europese partij?

De keus is duidelijk: gaan wij door met het “saneren” van de overheidsfinanciën ten koste van de economie en de werkgelegenheid of zorgen wij eerst dat de economie weer op gang komt en zo veel mogelijk mensen weer aan het werk zijn? De gevestigde partijen zijn voor het eerste, LibDem voor het laatste. Er valt dus echt iets te kiezen!


vrijdag 24 augustus 2012

Politici bestrijden vorige crisis

Generaals zijn vaak bezig de vorige oorlog uit te vechten. Het lijkt alsof de meeste politici in Nederland ook de vorige economische crisis aan het bestrijden zijn. Als je Rutte, Pechtold, van Haersma Buma hoort spreken hebben zij een uitstekend recept om de crisis op te lossen. Maar dan wel die van begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Niet de huidige. Je vraagt je af of zij het verschil wel kennen tussen een Keynesiaanse en een klassieke werkloosheid.

In de jaren tachtig was er sprake van een klassieke werkloosheid. De lonen waren te hoog ten opzichte van de prijzen. Het was daarom niet lonend om de werkgelegenheid uit te breiden. Nederland leed aan de zogenoemde Dutch disease en had zich uit de markt geprijsd. Wij gaven als land meer uit dan wat wij verdienden en hadden dus een tekort op de betalingsbalans. In die situatie had het geen zin om het tekort van de overheid te laten oplopen. Er was immers geen sprake van een vraagtekort. Toch is het overheidstekort toen fors gestegen: van 0,8% in 1977 naar maar liefst 6,2% in 1982. Dat was toen niet verstandig en onder die omstandigheden was het beter geweest de overheidsfinanciën sneller op orde te brengen.

Nu is de situatie heel anders: er is sprake van een Keynesiaanse werkloosheid. De economie krimpt door een tekort aan vraag naar goederen en diensten. Onder die omstandigheden moet de overheid juist zorgen dat de vraag op peil blijft. Dat gebeurt nu niet en doordat de overheid bezuinigingen en lastenverhogingen aankondigt, worden de mensen bang en geven minder uit. Je ziet in Nederland de binnenlandse bestedingen teruglopen en de Nederlandse economie doet het dan ook slechter dan die van de omringende landen. Een duidelijk verschil met de jaren tachtig is ook dat wij al jaren een fors overschot op de betalingsbalans hebben: wij verdienen als land meer dan dat wij uitgeven. Dat overschot loopt nu verder op door de terugval van de binnenlandse bestedingen en dat is niet goed voor het evenwicht in Europa.

Onder de huidige omstandigheden is het het beste om de zogenaamde automatische stabilisatoren te laten werken: het overheidstekort loopt dan iets op en zal vanzelf weer dalen als de economie weer aantrekt. 

En de staatsschuld dan? Natuurlijk zal die iets stijgen, maar dat moet ook in perspectief worden geplaatst. In 1950, tijdens de wederopbouw was deze 141% van het bruto binnenlands product. Dat is als gevolg van economische groei gedaald tot 38% in 1977. Door de crisis in de jaren tachtig liep deze op tot 77% in 1993. Op dit moment bedraagt de staatsschuldquote 72%.

Een groot verschil is evenwel de lange rente. In de jaren tachtig was deze heel hoog, met een top van 11,5% in 1981. Dat past bij het economisch beeld van toen: een klassieke werkloosheid die met verkeerd beleid bestreden werd. Als gevolg daarvan betaalde de overheid enorme rentelasten over de staatsschuld met maxima van 6,2% van het bruto binnenlands product in 1985 en 1992. Nu bedraagt de lange rente 2,0% en zijn de rentelasten van de overheid 2,0% van het bruto binnenlands product.

Natuurlijk is het verstandig de staatsschuld niet te ver te laten oplopen en moeten de overheidsfinanciën op termijn weer gezond zijn. Maar voor gezonde overheidsfinanciën is een gezonde economie nodig. Met het huidige beleid bereik je dat niet. Doordat de binnenlandse bestedingen teruglopen, zal de werkloosheid verder stijgen en zullen bedrijven failliet gaan. Dat is kapitaalvernietiging. De lessen van de jaren tachtig laten zien dat een “verloren generatie” - schoolverlaters die geen werk kunnen vinden – tenminste tien jaar nodig heeft om de schade weer in te halen. Dat is pas echt lasten naar de toekomst verschuiven.

Het zou goed zijn als de politici de balans tussen deze twee kwaden eens zouden opmaken: een iets hogere staatsschuld bij een lage rente of een hoge werkloosheid en een verloren generatie. LibDem kiest voor werkgelegenheid en het gezond maken van de economie. Dan daalt het overheidstekort en de staatschuld vanzelf, dat duurt alleen iets langer. Dat beleid past nu in de huidige economisch omstandigheden.

Wat de meeste andere politici doen is de crisis van de jaren tachtig bestrijden. En daardoor kan de huidige crisis nog heel lang duren. Zij schuiven daarmee lasten naar de toekomst. Hoezo aanpakken en nu vooruit?