zondag 10 november 2013

Participatiesamenleving is niet liberaal

Deze regering heeft het begrip participatiesamenleving omarmd als ideologische dekmantel voor bezuinigingen. Een participatiesamenleving is een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving, zonder hulp van de (landelijke) overheid. Zo gedefinieerd lijkt er niets op tegen te zijn: prima als mensen eigen verantwoordelijkheid nemen.

Probleem is echter dat het begrip gehanteerd wordt om de “terugtredende overheid” - lees: bezuinigingen - te rechtvaardigen. En dan gaat het met name om taken op het gebied van sociale zekerheid en zorg die om allerlei redenen beter door de overheid vervuld kunnen worden. Het kabinet vindt dat mensen meer een beroep doen op mantelzorg, op elkaar, moeten doen en pas aankloppen bij de overheid als dat geen resultaat oplevert. En daar ligt het probleem. Deze participatiemaatschappij beknot de vrijheid, leidt tot bedilzucht, bevordert ongelijkheid en willekeur en is economisch inefficiënt. Genoeg redenen om er tegen te zijn.

De verplichting een beroep op anderen te doen beknot de vrijheid van zowel degene die de hulp aanbiedt als van die die er om vraagt. Het is prima om af en toe vrijwillig boodschappen voor de buurman te doen. Als het uitkomt. Maar soms komt het niet uit en moeten de boodschappen wel gedaan worden. En dan is de verplichte mantelzorg voor beide partijen belastend. Vandaar dat een systeem waarbij de overheid zorgt dat mensen die hulp behoeven die ook krijgen voor alle partijen de meeste vrijheid biedt. Bedacht zij dat het niet alleen gaat om het doen van boodschappen, maar ook andere vormen van verzorging, waaronder persoonlijke verzorging. Ook daar kan het zeer belastend zijn steeds een beroep op familie of buren te moeten doen.

In de plannen van het kabinet komt in de toekomst een (gemeente)ambtenaar in een gesprek ‘aan de keukentafel’ beoordelen of iemand voor hulp van de overheid in aanmerking komt. Het gaat daarbij niet alleen om de vraag of iemand wel zelf boodschappen kan doen, maar ook of hij geen familie of buren heeft, die hem daarmee kunnen helpen. Heeft hij wel voldoende een beroep op potentiële mantelzorgers gedaan? Kan zijn dochter hem niet komen helpen? of de buurman? Dit zal tot een hoge mate van bedilzucht leiden. Er zal op zijn minst morele druk op de betrokkenen worden uitgeoefend.

En dan de ongelijkheid. Een kenmerk van de rechtstaat is dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. In de “participatiemaatschappij” zoals het kabinet die voor ogen heeft, kan dat niet meer. De uitvoering van de resterende zorgtaak van de overheid wordt immers aan de gemeenten opgedragen en iedere gemeente zal haar eigen beleid voeren. En ieder geval is natuurlijk uniek, zodat er binnen één gemeente weinig vergelijkbare gevallen zullen zijn. Ongelijkheid en willekeur zullen het gevolg zijn.

De hele operatie is in gang gezet omdat het uiteindelijk economisch efficiënter zou zijn: de overheid hoeft geen belasting te heffen als burgers de werkzaamheden zelf buiten de overheid om verrichten. Maar is deze oplossing nu economisch efficiënter? Vroeger bleven mensen vaak in dezelfde plaats wonen, vaak vlak bij hun ouders. In dat geval kon je makkelijk je ouders verzorgen als die hulpbehoevend waren. Nu is dat anders. Mensen wonen doorgaans verder van hun familie vandaan. Dat wordt ook gestimuleerd en het past bij een economie waarin men niet meer zijn hele leven bij één werkgever werkt. Maar kan van iemand die in Amersfoort woont verwacht worden dat hij dagelijks naar Utrecht reist om zijn vader te verzorgen? Dat kost zowel tijd als geld. Het is economisch veel efficiënter om dan maar iets meer belasting te betalen, waardoor de overheid kan zorgen dat iemand in Utrecht boodschappen doet, liefst voor een aantal mensen tegelijk. Uiteindelijk zal de “participatiemaatschappij” niet alleen ten koste gaan van het welzijn, maar ook van de welvaart: de Nederlandse economie wordt minder efficiënt. Is dat wat het kabinet beoogt?

De “participatiemaatschappij” staat dan ook op gespannen voet met een andere doelstelling van het kabinetsbeleid, namelijk om de arbeidsmarkt te flexibiliseren. Je kunt niet aan de ene kant verwachten dat mensen verhuizen om elders werk te vinden en aan de andere kant dat zij mantelzorg bieden aan familieleden. Deze inconsistentie is tekenend voor de wijze waarop de huidige Haagse politiek werkt: geen doordachte visie op hoe de samenleving en de economie in de 21e het best kan functioneren.

De “participatiemaatschappij” zoals het kabinet die voor ogen heeft, leidt dus tot minder vrijheid, tot betutteling, tot ongelijkheid en willekeur en is economisch inefficiënt. Zij staat haaks op de idealen van het liberalisme. Zij staat zeker haaks op de visie van LibDem: een maatschappij waarin het individu zo veel mogelijk vrijheid geniet.