Posts tonen met het label Jeugdzorg. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Jeugdzorg. Alle posts tonen

maandag 20 september 2021

Eerst denken, dan doen

De Haagse politiek begint steeds meer geloofwaardigheid te verliezen. Het huidige gebrek aan vertrouwen in de overheid komt doordat er een hap snap beleid gevoerd wordt, dat vaak niet goed doordacht is. Met als gevolg: men gaat van het ene naar het andere extreem, het is hollen of stilstaan, het beleid richt zich vooral op symptoombestrijding en pakt de oorzaken niet aan, er is verspilling van talenten, geld en tijd. Ondoordacht beleid heeft ook tot gevolg dat de overheid bij de eerste kritiek vasthoudt aan het eigen gelijk, en pas als het maar al te duidelijk is dat er een verkeerd beleid is gevoerd, de koers wendt – maar dan weer doorschiet naar de andere kant.

Eén van de redenen dat het beleid te weinig doordacht is, is dat er een gebrek aan echt inhoudelijk debat is. Niet alleen in de Kamer, maar (vooral) ook in de media. Er zijn voorbeelden te over. Juist nu er een aantal belangrijke thema’s zijn waar nodig iets aan gedaan moet worden (klimaat, woningmarkt, arbeidsmarkt, onderwijs, Europa), is het des te harder nodig dat er een goed doordacht beleid wordt gevoerd. En dat kan alleen met een grondig debat, waarbij ook ideeën ‘out of the box’ worden meegenomen en op serieuze wijze bediscussieerd. En met name dat laatste is belangrijk. Kritiek op voorgenomen beleid moet serieus genomen worden, ook al komt die van een partij die met maar enkele zetels in de Kamer vertegenwoordigd is, of zelfs helemaal niet in de Kamer aanwezig is. Het gaat immers om de inhoud en om een zo goed mogelijk beleid te voeren en dan zijn argumenten belangrijker dan Kamerzetels. Althans…. zouden belangrijker moeten zijn, maar de werkelijkheid is helaas anders.

De toeslagenaffaire is een voorbeeld van dergelijk ondoordacht beleid. Omdat er eerst sprake was van regelgeving en uitvoering waarbij onvoldoende gecontroleerd werd, konden mensen in Bulgarije frauderen met uitkeringen en toeslagen. Daar schrok de politiek zo van, dat de regelgeving naar de andere kant doorschoot en eenieder die maar een enkele fout of vergissing in een aanvraag maakte, werd als fraudeur gezien en moet het hele ontvangen bedrag terugbetalen, hetgeen vaak onmogelijk was.

Een ander voorbeeld zijn de decentralisaties van Rijkstaken naar gemeentes, zoals de WMO, de langdurige zorg en de jeugdzorg. Dat is gedaan onder het motto ‘meer doen voor minder geld’. Omdat ook dit beleid slecht doordacht is, komt het uiteindelijk neer op ‘minder doen voor meer geld’. Met name in de jeugdzorg heeft dat desastreuze gevolgen, die nog tot hoge kosten in de toekomst zullen leiden. Hoewel deze gevolgen van tevoren te voorzien waren geweest, was er in de tijd dat de maatregelen door het kabinet Rutte-Asscher zijn doorgevoerd, sprake van een tunnelvisie. De maatregelen werden breed gesteund en kritiek werd niet serieus genomen, laat staan dat er een debat over gevoerd werd.

Er zijn voorbeelden te over: het begrotingsbeleid, de politie, de zorg, de woningmarkt, het klimaat. Allerlei voorbeelden waar een duidelijk verkeerd beleid is gevoerd, met hoge maatschappelijke en financiële kosten als gevolg. Het is van belang om in de toekomst goed na te denken – en te discussiëren – voordat beleid wordt gevoerd: eerst denken, dan doen. Eerst denken, dan doen is een belangrijke voorwaarde om het vertrouwen in de politiek te herstellen.

In komende blogs zullen enkele van de hier genoemde voorbeelden verder uitgewerkt worden.

Sammy van Tuyll

www.libdem.nl

maandag 16 maart 2015

Decentralisatie ondoordacht: de kiezer aan het woord?

Langzamerhand beginnen de gevolgen door te dringen van de decentralisatie van verschillende taken op het gebied van zorg en sociale zekerheid naar de gemeentes. Duidelijk is dat er grote verschillen zijn tussen de wijze waarop de gemeente hun nieuwe taken invullen en ook dat de budgettaire gevolgen voor de gemeentes zeer verschillend zijn. Dat is een logische consequentie van de decentralisaties. Ook begint duidelijk te worden dat sommige vormen van hulp in bepaalde gemeentes niet meer verstrekt gaan worden. Waar mensen eerst te maken hadden met eensluidende criteria (landelijk), pakt dat door de decentralisatie in een aantal gemeentes heel anders uit. De decentralisaties zijn niet goed doordacht, zij zijn schadelijk voor de economie en zullen tot hoge maatschappelijke kosten leiden. Daar is nooit een goed politiek debat over gevoerd en de kiezer heeft zich daar niet over kunnen uitspreken. Nu, met de Provinciale Staten verkiezingen op 18 maart – in zekere zin - wel.

Al ruim een tiental jaar hevelt het Rijk allerlei taken naar de gemeentes over onder het motto van bezuinigingen, waarbij – ten onrechte – gesteld wordt dat uitvoering door de gemeente efficiënter zou zijn. Dat begon met de Wet Werk en Bijstand (WWB) in 2004, toen de gemeentes met de bijstand werden opgezadeld. Per 1 januari 2015 zijn daar drie majeure decentralisaties bij gekomen en heeft de gemeente nieuwe taken gekregen op het gebied van Jeugdzorg, langdurige zorg en hulp bij het vinden van werk.

Deze decentralisaties zijn doorgedrukt om bij het Rijk bezuinigingen door te voeren. De taken zijn naar de gemeentes overgeheveld – of liever gezegd: over de schutting gegooid. Op het totale budget dat de gemeentes hiervoor krijgen, is fors gekort onder het motto dat de gemeentes ‘dichter bij de burger’ zouden staan en de taken dus efficiënter zouden kunnen uitvoeren. Deze decentralisaties zijn conceptueel niet goed doordacht. Er zijn drie basisproblemen: zij zijn economisch inefficiënt, zij leiden tot ongelijkheid tussen gemeentes en zij gaan ten kosten van de rechtszekerheid en de democratische controle.

Dat de decentralisaties economisch inefficiënt zijn moge duidelijk zijn: de 393 Nederlandse gemeentes moeten ieder hun eigen beleid ontwikkelen, waarbij ambtenaren ieder voor zich opnieuw het wiel moeten uitvinden. Het is veel efficiënter als dit beleid centraal door het Rijk wordt bepaald,. , waarbij een uniform, landelijk beleid uiteraard  zo ‘dicht bij de burger’ kan worden uitgevoerd door decentrale vestigingen van het Rijk. Het is een misvatting dat ‘dicht bij de burger’ en maatwerk per se inhouden dat de uitvoering door de gemeente moet worden gedaan. De decentralisatie is economisch inefficiënt en leidt tot hogere kosten, die uiteindelijk door de belastingbetaler gedragen moeten worden.

Als iedere gemeente zijn eigen beleid moet voeren, leidt dat uiteraard tot ongelijkheid tussen gemeentes. De ene gemeente zal bepaalde kosten vergoeden die bij de andere geweigerd worden, hetgeen onder meer zal afhangen van de financiële positie van de gemeente, het beroep dat op de zorg wordt gedaan en de toevallige voorkeuren van de behandelend ambtenaar dan wel de verantwoordelijke wethouder. Dat is een kennelijk bedoeld effect van de decentralisatie. Maar is dat wenselijk? De zorgkosten worden uiteindelijk gefinancierd door belastingen die het Rijk heft. Wij betalen allen dezelfde belasting, maar krijgen er een ander product voor terug, afhankelijk van de gemeente waarin wij wonen. Daarbij komt dat gemeentes die door hoge zorgkosten en andere kosten weinig middelen hebben, minder aantrekkelijk zijn als woonplaats; wie de keus heeft zal daar niet gaan wonen. Dat verzwakt op termijn de financiële draagkracht van de betreffende gemeente die zo nog meer in de kosten moet snijden. Tenslotte wordt deze ongelijkheid ten onrechte verward met maatwerk. Maatwerk houdt in dat je maatregelen neemt die toegesneden zijn op het specifieke geval. Maar maatwerk hoeft niet in te houden dat gelijke gevallen ongelijk behandeld worden, integendeel.

Door onzekerheid of kosten vergoed gaan worden, tast de decentralisatie de rechtszekerheid aan. Burgers weten niet meer waar zij aan toe zijn. Ten onrechte wordt daarbij gesteld dat het democratischer zou zijn omdat het beleid door de gemeente bepaald wordt en zo ‘dicht bij de burger’ wordt gecontroleerd. Je moet er toch niet aan denken dat bij gemeentelijke verkiezingen straks een rol gaat spelen dat mevrouw A een traplift heeft gekregen ten koste van de huishoudelijke hulp van meneer B.  Die discussie krijg je als je het beleid en de democratische controle daarop ‘dicht bij de burger’ wilt brengen.

De basisgedachte achter de hele operatie is geweest dat de Rijksoverheid niet goed (op afstand) kan managen, waardoor onnodige kosten worden gemaakt. Dat moge waar zijn, maar dan moet het probleem als zodanig worden aangepakt. Zet goede managers op de taken die het Rijk moet uitvoeren. Dat doet denken aan een andere operatie om dezelfde reden: de verzelfstandiging van de NS. Ook hierin moest ‘marktwerking’ worden geïntroduceerd omdat de NS als staatsbedrijf niet goed werd gemanaged. Ook dat was niet goed conceptueel doordacht. De gevolgen ervan hebben wij inmiddels ervaren en men denkt er aan dit terug te draaien. De onderhavige decentralisatie is net zo ondoordacht, met veel grotere maatschappelijke gevolgen.

Veel mensen in het land voelen dat het beleid niet goed doordacht is en desastreuze gevolgen zal hebben. Het merkwaardige is dat het toch doorgedrukt is, ondanks grote weerstand. Probleem is dat de politiek nooit ten principale een discussie over de decentralisaties heeft gevoerd. De decentralisatie wordt doorgevoerd als onderdeel van een vermeende bezuiniging. Een dergelijk beleid wordt al ruim een decennium gevoerd en bijna alle politieke partijen in de Tweede Kamer hebben zich eraan gecommitteerd. De kiezer heeft tot nu toe weinig keus voor een verstandiger beleid. Het gebrek aan discussie hierover tast in feite het vertrouwen in de democratie aan. Op 18 maart a.s. heeft de kiezer in ieder geval een kans om zich indirect hierover uit te spreken. In veel provincies doen regionale partijen mee, die zich ten behoeve van de Eerste Kamerverkiezingen in mei verenigd hebben in de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF). Stemmen op deze niet-Haagse partijen kan als een signaal worden gezien dat de kiezer zich niet in dit beleid van ondoordachte decentralisaties kan vinden.

Sammy van Tuyll, 16 maart 2015

donderdag 20 maart 2014

De verliezer is de kiezer



De kiezer heeft gesproken en de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen staat vast. In de eerste plaats wil ik de winnaars van de verkiezingen feliciteren. Dat zijn in de eerste plaats de lokale partijen die bij elkaar 29,7% van de stemmen haalden, een winst van 4,9%. En dat zijn verder D66 en de SP die een winst van respectievelijk 3,8% en 2,7% behaalden.
Het opkomstpercentage viel mee en was met 53,8% slechts 0,1%-punt lager dan in 2010; het was in ieder geval hoger dan verwacht.

Wat betekent dit resultaat? De winst van de lokale partijen kan voor een belangrijk deel verklaard worden uit afkeer van de landelijke partijen. Uit onderzoek blijkt ook dat de redenen om niet te stemmen voor het grootste deel (33%) te maken hebben met wantrouwen in de politiek. Zij stemmen dus met de voeten.

De winst van veel partijen kan eveneens door afkeer van andere partijen worden verklaard. Wie in 2012 op de VVD of de PvdA stemde heeft veel redenen om zich bedrogen te voelen en stemt nu dus maar D66 of SP. Veel kiezers weten tot het laatste moment niet op wie te stemmen en de keus in het stemhokje wordt vaak meer bepaald door het afstrepen van de partijen op wie je niet wilt stemmen dan voor een positieve keus voor een beleid waar je achter staat.

Dat is niet verwonderlijk: het gevoerde beleid is vaak warrig en inconsistent en hangt van de kretologie aan elkaar. Een echt debat over belangrijke onderwerpen wordt niet gevoerd. Neem bijvoorbeeld het argument dat decentralisatie van de langdurige zorg of de Jeugdzorg tot meer ‘maatwerk’ en ‘oplossingen dicht bij huis’ zullen leiden. Wat een onzin! Alsof uitvoering door het Rijk niet kan zorgen voor maatwerk en oplossingen dicht bij huis. We hebben nu toch ook een nationale politie gekregen? De hele decentralisatie van Rijkstaken is inconsistent en slecht doordacht; veel kiezers voelen dat. Zij hebben zich daar alleen niet duidelijk over kunnen uitspreken.

Het gebrek aan discussie over belangrijke onderwerpen maakt dat de kiezers zich van de politiek afkeren. Ook bij de volgende verkiezingen zal dat weer duidelijk worden. Als grote verliezers van deze gemeenteraadsverkiezingen worden de PvdA (-4,9%) en de VVD (-3,6%) gezien. Maar eigenlijk is de grootste verliezer de kiezer.



dinsdag 18 maart 2014

Stem lokaal!




Het zijn merkwaardige gemeenteraadsverkiezingen. Weliswaar gaat het om de gemeentelijke democratie, maar de landelijke politici voeren campagnes en houden ook onderlinge debatten. Daarbij komt van alles aan de orde, maar niet het onderwerp waar de gemeentes het meeste last van hebben: het overhevelen van allerlei Rijkstaken naar de gemeentes. Het gaat onder andere om de Jeugdzorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet. Dit gaat gepaard met grote uitvoeringsrisico’s bij gemeenten.

Tegen deze herverdeling van taken valt veel in te brengen: ten eerste is het budget dat de gemeentes krijgen ontoereikend en is de overheveling van taken niet meer dan een verkapte bezuiniging. Het is zeer waarschijnlijk dat deze herverdeling van taken inefficiënt en dus duurder zal blijken te zijn. Gemeentes moeten immers ieder afzonderlijk deskundigheid op al deze gebieden verwerven dan wel inhuren. Bovendien ontstaat er rechtsongelijkheid tussen de inwoners van de ene gemeente en die van de andere. Veel kiezers zijn dan ook tegen de decentralisaties, maar de landelijke politieke partijen negeren dat.

Nu is de herverdeling van deze taken voor de gemeente een gegeven: de landelijke politiek heeft er toe besloten. Maar gelet op de weerstand bij veel kiezers tegen deze herverdeling, zou je verwachten dat dit thema een grote rol speelt in het landelijk debat. Niets is minder waar. Er is – met uitzondering van LibDem – geen enkele partij die zich uitdrukkelijk tegen deze herverdeling van taken heeft uitgesproken.

Aan de meeste partijen in de Tweede Kamer is onlangs uitdrukkelijk de vraag gesteld of – indien zou blijken dat de decentralisaties inderdaad tot meer inefficiënties en dus hogere kosten leidt – zij bereid zouden zijn deze terug te draaien. Dat is een logische vraag, waarop een verstandige politieke partij zeker een antwoord zou moeten geven. Alleen de SGP heeft de vraag beantwoord, met als strekking dat zij er nog niet van overtuigd zijn dat terugdraaien uiteindelijk een optie zal zijn, omdat dit volgens hen ook geld zal kosten. Zij zetten dan liever in op het verbeteren van de dan gesignaleerde knelpunten. Dat is tenminste een duidelijk antwoord. De andere partijen denken kennelijk niet over deze vraag na.

De decentralisatie van Rijkstaken is het belangrijkste onderwerp waar de gemeentes de komende jaren mee te maken. Nu dit in de verkiezingscampagnes nauwelijks een rol speelt, zullen veel kiezers uit onvrede wegblijven. Maar de kiezer kan ook een signaal afgeven dat hij vindt dat de landelijke politieke partijen hier verkeerde keuzes maken. Dat kan door in ieder geval niet op een landelijke partij, maar op een lokale partij te stemmen!